Afgelopen week werd ik stil gezet bij een gedeelte uit het Oude Testament. In dit Bijbelgedeelte stuurt God één van zijn profeten naar de Israëlieten om hen tot de orde te roepen. Het gaat niet goed met de Israëlieten en zij geven God hiervan de schuld.
Toen de profeet Elia aankwam, werd hij aangesproken door Achab. “Hij vroeg: “Bent u het, Elia? U, die Israël in het ongeluk hebt gestort?” Elia antwoordde: ‘Ik heb Israël niet in het ongeluk gestort, dat hebt u zelf gedaan, u en het koningshuis van uw vader, omdat u de geboden van de HEER naast u hebt neergelegd en de Baäls bent gaan vereren.” (1 Koningen 18 vers 17 en 18). Allereerst is het al opvallend wat hier gebeurt. God laat Zijn volk, de Israëlieten, niet in de steek en wil hen laten zien wie Hij is. De Israëlieten wilden echter niks van God hebben en hadden de meeste profeten uitgemoord. Dit heeft het volk niet veel goeds gebracht. Ze gaven God daarvan de schuld en bleven de afgoden vereren. Toch wil God laten weten wie een levend God is.
De profeet Elia daagt de profeten van Baäl uit en stelt het volgende voor: “Breng ons twee stieren. Zij mogen als eersten een stier uitkiezen. Laten ze die in stukken snijden en op een brandstapel leggen, maar ze mogen het hout niet aansteken. Ik zal de andere stier gereedmaken en op een brandstapel leggen, maar ik zal het hout niet aansteken. U moet de naam van uw god aanroepen, en ik zal de naam van de HEER aanroepen. De god die antwoordt met vuur, is de ware God.’ Heel het volk stemde met dit voorstel in.” (1 Koningen 18 vers 23 en 24). Door dit voorstel kon de ware God zichzelf laten zien. Iedereen was het er mee een en de altaren werden gereed gemaakt.
De profeten van Baäl (450 man) gingen aan de slag en en zij riepen hun god aan. tTen het stil bleef, dansten de profeten nog uitgebreider en riepen ze harder. Toen dit geen resultaat had, pakten ze zwaarden en verwonden zichzelf totdat het bloed over hun lijf stroomde. Er kwam geen vuur uit de hemel en de profeet Elia vroeg aan het volk om naar hem toe te komen (vrij naar 1 Koningen 18 vers 25 t/m 29).
Elia bouwde het altaar van God op en groef daar een geul om heen, stapelde het brandhout op en sneed de stier in stukken en legde het er op. Hierover liet hij twaalf kruiken water gooien, zodat de geul vol water kwam staan. Toen bad Elia tot God en hij zei: “‘HEER, God van Abraham, Isaäk en Israël, vandaag zal blijken dat U in Israël God bent, en dat ik U dien en dit alles in uw opdracht gedaan heb. Geef mij antwoord, HEER, geef antwoord. Dan zal dit volk beseffen dat U, HEER, God bent en dat U het bent die hen tot inkeer brengt.’ Het vuur van de HEER sloeg in en verteerde het brandoffer met brandhout, stenen, as en al; zelfs het water in de geul likte het op. Alle Israëlieten zagen het, en allen vielen op hun knieën en riepen: ‘De HEER is God, de HEER is God!’ (vrij naar 1 Koningen 18 vers 30 t/m 39).
Elia hoeft het maar te vragen en hij ontvangt het. Hij weet welke God hij moet raadplegen en moet vragen om met vuur uit de hemel te komen. Dit was niet zomaar vuur, dit vuur sloeg in en verteerde alles. Zelfs de stenen en het as waren helemaal weg. De Israëlieten zegen het en vielen op hun knieën en prezen God.
Gods zegen!
Adriaan
Like deze blog!